Zelfgeorganiseerd: een heroverweging van collectieve infrastructuren

Vertaling van het ESSAY DOOR ANJA GROTEN, BESPROKEN IN HASSELT, 9 NOVEMBER

Het oorspronkelijke Engelse essay lees je hier.


Ik ben hier op het Hackers & Designers Summer Camp in het zuiden van Nederland. [1] Het is half tien in de ochtend. Ik zit op een klein grasveldje dat door een beekje van de camping wordt gescheiden. Dit miniatuureiland is uitgeroepen tot stiltegebied, een plek waar kletsen niet van je verwacht wordt en waar geen druk is om deel te nemen aan sociale activiteiten. Ik kijk van hieruit naar de camping. Ik zie hutten en tenten, omringd door peren- en appelbomen, en vele molshopen, verspreid over het grote terrein. Iets verderop doet een groep mensen bewegings- en stretchoefeningen. Anderen kijken ernaar tijdens hun ontbijt. Enkelen zijn druk bezig met de voorbereidingen voor hun workshop in de schuur. Ze verzamelen tafels, stoelen en verlengsnoeren. Sommigen zijn de doucheruimte aan het schoonmaken en de afwas aan het doen, terwijl anderen nog steeds van hun slaap genieten. 

Wat ik zie lijkt op een collectieve routine, een choreografie van alledaagse activiteiten die eruit zien alsof ze vele malen zijn geoefend en uitgevoerd. Ik denk aan hoe sommige mensen elkaar vier dagen geleden voor het eerst ontmoetten, en hoe we het afgelopen jaar dit moment hebben vormgegeven. We streefden ernaar een betekenisvolle ervaring te creëren die enerzijds goed doordacht en verzorgd, gestructureerd en gepland is. En aan de andere kant moest ze open en poreus blijven, waardoor deelnemers de mogelijkheid kregen om de ervaring mede vorm te geven door hun aanwezigheid, de vrijheid durven te nemen om van het script te af te wijken en afgestemd te raken op de zich ontvouwende collectieve sfeer. 

In 2015 bedachten we de eerste editie van de H&D Summer Academy (HDSA) als een soort tijdelijke school, een klaslokaal en een speeltuin tegelijk, met de houding van een hackerkamp. Mijn persoonlijke motivatie om de HDSA op te richten kwam voort uit de wens om in verbinding en uitwisseling te staan met andere ontwerpers, kunstenaars en hackers, om na het afronden van mijn studie te blijven leren, samen dingen te organiseren en te maken, waarden die niet als vanzelf een onderdeel bleken van het werk van een zelfstandig ontwerper. Ik werd geïnspireerd door de historische voorbeelden van zelfgeorganiseerde buitenschoolse initiatieven in de jaren zestig en zeventig, zoals de ‘Free International University’ [2] (Duitsland, 1973-1988), ‘Antiuniversity’ [3] (VK, 1968) en ‘Non-school’ [4] (Frankrijk, 1966). Dergelijke spontane scholen vonden plaats naast of buiten het reguliere curriculum van universiteiten, kunst- en designopleidingen. Vanuit de principes van leren-door-te-doen moest onderwijs als emancipatorische praktijk niet eindigen bij de grenzen van de heersende leerinstituten. Interdisciplinariteit, onbeperkt leren en egalitarisme leken een gemeenschappelijk verlangen in deze zelfgeorganiseerde collectieve leeromgevingen. 

Ook de H&D Summer Academy was beoogd als een ruimte voor interdisciplinaire ontmoetingen, om samen met anderen iets nieuws uit te proberen, om te leren met en door technologie, maar ook om te experimenteren met leervormen zelf. Leren door te doen, naast het leren met anderen, betekende dat we onderwerpen, methoden en technologieën verkenden zonder aanspraak te doen op autoriteit over kennis. Door ons te concentreren op processen in plaats van resultaten waren, en zijn we nog steeds, geïnteresseerd in het opengooien van maakprocessen die meestal impliciet of eenzaam zijn. Door dit in een sociale omgeving te doen, in aanwezigheid van anderen, worden je eigen gewoonten van maken en doen in twijfel getrokken, als ze niet blijken te voldoen aan de verwachtingen over hoe ‘dingen worden gedaan’. 

Bovendien is de HDSA een experiment in zelforganisatie geweest. Sinds zijn eerste incarnatie is elke editie op een net andere manier georganiseerd. De groep organisatoren is gegroeid van drie naar negen. In 2018 hebben we bij het organiseren van de vierde editie voor het eerst geen onderscheid gemaakt in onze open call tussen workshopdeelnemers en workshopbegeleiders. Mensen die geïnteresseerd waren om mee te doen, meldden zich aan door een workshopvoorstel in te dienen. Daarmee beloofden ze een praktijkgerichte activiteit te faciliteren en deel te nemen aan de volledige twee weken die het workshopprogramma duurde. Er was geen voorafgaande ervaring met lesgeven of faciliteren van workshops vereist. 

Als onderdeel van de voorbereiding introduceerden we een peer review-proces waarin workshopvoorstellen werden besproken en verbeterd. Op die manier betrokken we deelnemers bij het helpen ontwikkelen van elkaars workshops en creëerden we onderlinge verbindingen voordat het daadwerkelijke programma begon.

Regelmatig vragen studenten, collega’s en vrienden me hoe we dit doen. Hoe organiseert H&D zichzelf? Hoe zijn we erin geslaagd onszelf overeind te houden sinds onze eerste H&D meeting in 2013 [5] ? Hoe krijgen we dit voor elkaar in tijden waarin middelen steeds schaarser worden, waarin het steeds moeilijker wordt ruimte te houden voor experimenten die processen in plaats van producten omarmen, die fouten, bugs en mislukking koesteren en zich verzetten tegen techno-solutionisme? 

Deze vragen zijn niet eenvoudig te beantwoorden, aangezien H&D misschien het best kan worden omschreven als een toevallige samenkomst van mensen en omstandigheden—en soms lijkt het zelfs alsof het zichzelf heeft georganiseerd. Het was dus niet de bedoeling dat H&D ‘een’ organisatie zou worden. Tot op zekere hoogte leek het vanzelf te groeien en rijpen. Er was geen vooraf bepaald plan of duidelijk moment waarop organisatorische principes expliciet werden vastgesteld om daarna op te volgen.

Collectiviteit en zelforganisatie lijken van actueel belang. Ontwerpers en ontwerptheoretici roepen tot een collectieve benadering van design op, als een vorm van disciplinaire ongehoorzaamheid [6], om permanente onzekerheid tegen te gaan [7] en om economieën en onderlinge afhankelijkheden te herontwerpen [8]. Collectiviteit en collectief ontwerp wordt neergezet als een organiserend principe waarin zorg plaats heeft[9] en dat zich verzet tegen manieren van leven gebaseerd op uitbuiting[10]. Veel van deze oproepen drukken de hoop uit dat in de mogelijkheden die collectieven bieden de grenzen tussen verbintenissen, expertise en dominante kennissystemen te heronderhandelen zijn. 

Het toegenomen enthousiasme over het heroverwegen van vormen van samenzijn deed mij nadenken over mijn eigen affiniteit, als ontwerper, met de zelfgeorganiseerde collectieve praktijk. Ik herinner me, toen ik nog verdiept was in mijn designopleiding, hoe het uitvoeren van ‘zelfgeïnitieerde’ projecten en samenwerken mij het summum leek. Desondanks kwam ik destijds weinig voorbeelden tegen van collectieve praktijken binnen het designveld [11] . In de lessen die ik volgde werden ‘best design practices’ meestal gerepresenteerd door individuen: charismatische ontwerpers, ‘helden, supersterren en iconografieën’. [12] Designeducatie was een nogal competitieve en individualistische ervaring. Wat ik zocht en niet kon vinden binnen de grenzen van mijn ontwerpopleiding, waren voorbeelden van gezamenlijk ontwerpen en studeren die ambivalentie toestonden, experimentele formats en iets in de klas te kunnen uitproberen zonder indruk te hoeven maken. Ik begon workshops voor het maken van zines te zelforganiseren, waardoor ik dingen onopgelost kon laten en verder kon gaan waar iemand anders was gebleven. De workshops draaiden niet om uitkomsten, of over wie wat maakte, maar over de collectieve ervaring. 

“Zelfgeorganiseerd” in de zin van “het heft in eigen handen nemen” wordt geassocieerd met empowerment en zelfbeschikking. In Self-organisation/Counter-Economic Strategies (2006) schreef het Deense collectief Superflex dat het concept ‘zelforganisatie’ “bepaalde soorten sociale groepen of netwerken beschrijft; in deze context heeft de term geen strikte definitie, maar in grote lijnen verwijst het naar groepen die onafhankelijk zijn van institutionele of bedrijfsstructuren, niet-hiërarchisch open zijn en participatieve besluitvormingsprocessen uitvoeren.” [13]

Nu ben ik bij verschillende zelfgeorganiseerde initiatieven betrokken, waarbij ik werk met collectieven die zelf publiceren (experimentele boeken in kleine oplages en websites), zelf hosten (technische infrastructuur zoals servers, digitale tools en online platforms) en ontwerpen met zelf gebouwde open source-tools. [14] Toch kan ik het gevoel van onbehagen over de populariteit en soms de fetisjisering van zelfgeorganiseerd collectief werk niet van me afschudden. Dat wil zeggen, ik begon me af te vragen op welke manieren zelforganisatie tot op zekere hoogte precaire werk-, leer- en levensomstandigheden kan versterken en er niet in kan slagen te bereiken wat het lijkt te beloven: het creëren en versterken van een ‘gemeenschap’. Om precies te zijn: ik maak deel uit (zoals H&D deel uitmaakt van) een bepaald ecosysteem van zelfstandige culturele beoefenaars die vorm lijken te geven aan de manier waarop collectiviteit wordt waargenomen en beoefend. Sommigen zeggen dat ze ‘zelfstandigen’ zijn, sommigen noemen zichzelf ‘onafhankelijk’, sommigen zeggen dat ze ‘freelancers’ zijn, en anderen zeggen dat ze ‘precaire culturele werkers’ zijn. We komen samen op momenten van (her)oriëntatie, wanneer we de behoefte voelen om ons netwerk uit te breiden, kennis te maken met nieuwe vaardigheden of nieuwe leeftijdsgenoten te ontmoeten. Wat we gemeen hebben is dat er in onze werkomgeving schijnbaar geen vooraf gegeven structuur of systeem bestaat waar we ons aan moeten houden. Tegelijkertijd wordt er niets voor ons geregeld (geen gezondheidszorg, geen zwangerschaps- of ziekteverlof, geen vakanties, geen pensioen). Wij organiseren zelf onze eigen basiszorginfrastructuur. 

Deze gedachtegang volgens komt het dilemma van zelforganisatie aan het licht. In dit perspectief kun je een zelfgeorganiseerd collectief als H&D ook zien als een kwetsbaar ecosysteem van flexwerkers die, vanwege hun onstabiele en uiteenlopende sociaal-materiële omstandigheden, hun toevlucht nemen tot kortstondige, semi-geëngageerde, chaotische manieren van samenwerken. Zelforganisatie staat dan niet meer voor zelfactualisatie en zelfbeschikking, maar voor zelfredzaamheid. Het zijn vaak de momenten van crisis, onzekerheid en desoriëntatie die zelforganisatie noodzakelijk maken. Dan worden verlangens naar collectiviteit gearticuleerd en in werking gesteld. 

Hoewel ik een enigszins somber beeld schets van de zelfgeorganiseerde collectieve praktijk, ben ik ook vastbesloten om op deze manier te blijven werken, en koester ik het inventieve werk en de inspanningen van de vele collectieven die opbloeien binnen het bredere ecosysteem van H&D. Het punt dat ik wil maken is dat zelforganisatie niet kan en mag worden voorgesteld als een instrument of oplossing voor de grote systemische problemen, maar moet worden gezien als een gevolg van deze problemen. 

Op afstand kan H&D gezien worden als ‘een organisatie’, een samenhangend geheel. Van binnenuit kan de ervaring van zelforganisatie vager zijn, ‘het een dat tot het ander leidt’, wat het moeilijk kan maken om het idee van zelforganisatie als een emancipatorische daad of een empowermentproces hoog te houden. Het ‘zelf-‘ van een collectief is niet gemakkelijk te onderscheiden in de zin van wie of wat eraan deelneemt. 

Er is een definitie van zelforganisatie die wellicht geschikter is om collectiviteit-in-actie te begrijpen. Gebaseerd op natuurwetenschappen beschrijft zelforganisatie hoe bepaalde systemen “de neiging hebben om zich op een schijnbaar ongeplande manier te ontwikkelen en nieuwe en complexere vormen aan te nemen zonder de invloed van een externe of centrale autoriteit.” [15] In deze benadering gaat het bij zelforganisatie niet om onafhankelijkheid maar om onderlinge afhankelijkheid, om tot-stand-koming als een proces van wederzijdse verstrengelingen.

Als collectief evolueert H&D’s mee met de belangen van de individuele leden en de grotere gemeenschap eromheen. Veel van de mensen betrokken bij H&D, zijn gelijktijdig ook betrokken bij andere collectieven en instellingen, en doorsnijden sociaal-technische gedragscodes, vocabulaires, organisatieprincipes, software repositories en leermethoden binnen die verschillende contexten.

Omdat ik betrokken ben bij zelforganisatie in de context van het H&D-collectief, ervaar ik het als een turbulente praxis die constante (zelf)reflexiviteit en heroverweging van organisatieprincipes vereist, in verhouding tot nieuw opkomende omstandigheden, andere parallelle collectieve configuraties, andere contexten, andere mensen, andere hulpmiddelen en andere uitdagingen.

Decentralisatie van onze organisatorische inspanningen rondom, en het open proces van, het ontwerpen van het workshopprogramma is een belangrijk kenmerk geweest van elke zomeracademie/kamp. Toch lijkt het H&D Summer Camp dit jaar aanzienlijk anders. Zoals de hernoeming van ‘academie’ naar ‘kamp’ suggereert, zijn we voor het eerst begonnen aan een avontuur van samen leren, maken en leven.

De wens om gezamenlijk een soort tijdelijk, zelfgeorganiseerd dorp te bedenken en verwezenlijken, kwam voort uit een gedeelde ontevredenheid en een gevoel van onzekerheid veroorzaakt door de dreigende klimaatcatastrofe, geopolitieke spanningen en een asymmetrische verdeling van rijkdom, macht en dagelijkse hulpbronnen, versneld door Big Tech. De onvrijwillige aanwezigheid van GAFAM/GAMAM [16] in elk aspect van ons leven wordt aangejaagd door extractivistische en uitbuitende activiteiten, en drukt techno-solutionisme naar voren als het enige antwoord op alle sociale, technische, economische en ecologische uitdagingen. 

Er wordt veel gesproken over het invasieve karakter van Big Tech-bedrijven en hoe zij een impact hebben op onze manier van werken en samenzijn, terwijl ze “steeds grotere verschillen creëren tussen de ultrarijken en de rest.” [17] Alsnog schept het snelle tempo waarin sociaal-technische afhankelijkheden worden gevormd en genormaliseerd een situatie waarin het moeilijk is om op een andere manier met en door middel van technologie samen te werken en te leven.

Het alomvattende experiment van het H&D Summer Camp gaat enerzijds over het opnieuw bedenken en weerstaan ​​van het op vooruitgang gebaseerde begrip van het aardse samenleven. Aan de andere kant gaat het ook om het weerstaan ​​van wanhoop. We vroegen ons af hoe we alternatieve manieren van samen leren, maken en leven zouden kunnen uitvoeren, die niet alleen fantasierijk zijn maar ook concreet zijn en tot gevolgen leiden. Hoe je ‘transitievoorwaarden’ kunt verbeelden en in de praktijk kunt brengen, hoe je collectieve denkbeelden kunt smeden voor “het omgaan met het intussen binnen de volharding van het beschadigd leven.” [18]

We vonden dat alleen bouwen op vormen van ‘workshopping’ om de complexiteit van onze catastrofale tijd te adresseren [19] niet voldoende zou zijn. Het leek cruciaal om ons open te stellen en kritische aandacht te besteden aan de gebieden van onze organisatie die vaak onzichtbaar blijven, de informele supportstructuren die ons in beweging houden, en om de grenzen tussen werk, spel, vrije tijd en reproductieve arbeid opnieuw te formuleren. Wat betekent het om economieën te ontwerpen die gebaseerd zijn op zorg – bescheiden vormen van uitwisseling die rekening houden met anderen, die regeneratie als niet onderhandelbaar beschouwen? 

Toegegeven, in de aanloop naar dit moment zijn we nerveus geweest. We vroegen ons af: wie komt er? Komt er überhaupt iemand? Zullen mensen aardig zijn? Zullen zij hun steentje bijdragen, ook op het gebied van reproductieve arbeid zoals koken en schoonmaken en kinderopvang? Zal dit experiment echt een collectieve inspanning worden? Zullen wij als gemeenschap deze geïntensiveerde vorm van saamhorigheid volhouden? 

Nu ik de collectieve ochtendroutine aan het werk zie, lijkt het H&D Summer Camp – als experiment in zelforganisatie – zichzelf te organiseren. Het workshopprogramma heeft zich op onverwachte en geweldige manieren ontvouwd. We hebben geëxperimenteerd met technieken voor zonne-energie, zon-koken, voedsel preserveren, world-building door middel van rollenspellen, in-situ coding, we hebben voedselafval en overbodige elektronica hergebruikt om elektronische instrumenten te maken, we hebben de geschiedenis van het lokale water nagelopen, elektrische apparaten ontworpen circuits met organische materialen… en dat is nog maar het begin. 

Het Raqs Media-collectief bedacht een nuttige term die de onvoorspelbaarheid en verbeelding beschrijft, die belangrijk blijken voor de manier waarop zelfgeorganiseerd collectief werk wordt geactualiseerd. Hun term, ‘nautonomie’, “herarticuleert en herfundeert het ‘zelforganiserende’ principe dat inherent is aan wat algemeen wordt opgevat als autonomie, in de erkenning dat de entiteit die ten onrechte het ‘zelf’ wordt genoemd, eigenlijk preciezer een onbegrensde constellatie van personen, organismeen en energieën, gedefinieerd door zijn vermogen om een ​​reiziger te zijn in contact met een bewegende wereld.” [20]

Ik hoop dat dit auto-fictieve verslag van een ochtend op het H&D Summer Camp bijdraagt ​​aan een groter kritisch begrip en waardering van collectieve zelforganisatie als onstabiel en zelfreflexief – een praktijk die moet worden begrepen en gearticuleerd buiten de grenzen van doelgerichtheid en saamhorigheid. Zelfgeorganiseerde collectieven brengen mensen, gereedschappen en technische infrastructuur samen en vervagen disciplinaire grenzen, onderscheid tussen gebruiker en maker, vriendschappen en werkrelaties. Ze vereisen daarom een ​​commitment aan voortdurende (her)verwoording van wat we doen, wie we betrekken bij wat we doen en onder welke omstandigheden. Absolute definities van zelforganisatie, die collectieven afschilderen als tegengif voor de geïndividualiseerde ontwerppraktijk, verdoezelen de manier waarop collectieven verweven zijn met meerdere, soms precaire, realiteiten, economieën en tijdlijnen.


[1] Hackers & Designers Zomerkamp 2023. “Hopepunk: Reknitting Collective Infrastructures”, https://hackersanddesigners.nl/s/Summer_Camp_2023

[2] Opgericht door Joseph Beuys begin jaren zeventig in Düsseldorf, Waldo Bien “The Founding of FIU Amsterdam with Joseph Beuys,” FIU Amsterdam, 2007, http://www.fiuamsterdam.com/html/f_i_u__history.html, laatst geraadpleegd: oktober 2023.

[3] “The Antiuniversity of London was a short-lived and intense experiment in self-organized education and communal living that took off at 49 Rivington Street in Shoreditch in February 1968.”https://maydayrooms.org/portfolio/antiuniversity-of-london/, laatst geraadpleegd: februari 2022.

“The group included the anti-psychiatrists R.D. Laing and David Cooper; veterans of the Free University of New York, Allen Krebs and Joe Berke; the feminist psychoanalyst Juliet Mitchell; and the cultural theorist Stuart Hall. In February, 1968, the Anti-University of London opened its doors.” https://www.historyworkshop.org.uk/remembering-1968-the-campus-of-the-anti-university-of-london/, laatst geraadpleegd: oktober 2023.

[4] Opgericht door Fluxus-kunstenaars Robert Filliou en George Brecht, in Villefranche (1966), Natilee Harren, “La cédille qui ne finit pas : Robert Filliou, George Brecht en Fluxus in Villefranche”, Getty Research Journal, nr. 4 (2012): 127-143.

[5] https://hackersanddesigners.nl/s/Activities/p/1st_edition

[6] “I propose the decolonial concept of border-thinking within design as a method of disciplinary disobedience for moving design towards more collective approaches.” Danah Abdullah, “Disciplinary Disobedience. A Border-Thinking Approach to Design,” in Design Struggles, Nina Paim en Claudia Mareis, red. (Amsterdam: Valiz, 2020), 228.

[7] “Yet, despite all the flexibility and ever-changing styles and modes of production, what lacks is the collective design of a subjectivity that would overcome permanent insecurity” Geert Lovink, Voorwoord, in Silvio Lorusso. everyone is an entrepreneur. nobody is safe. (Eindhoven: Onomatopee, 2019), 12.

[8] “It becomes possible to collectively redesign economies and interdependencies in ways that defy, resist and/or exit precarising ways of organising and designing.” Brave New Alps, “Precarity Pilot”, 2015, https://modesofcriticism.org/precarity-pilot/, laatst geraadpleegd: oktober 2023.

[9] “To embrace care as an organizing principle in every part of life, we must do so collectively.” Complaint Collective, “Does Design Care?” Cherry-Ann Davis en Nina Paim, 2021, https://futuress.org/magazine/does-design-care/, laatst geraadpleegd: oktober 2023.

[10] “The collective determination toward transitions, broadly understood, may be seen as a response to the urge for innovation and the creation of new, nonexploitative forms of life, out of the dreams, desires, and struggles of so many groups and peoples worldwide.” Arturo Escobar, Design for the Pluriverse (Durham and London: Duke University Press, 2018), 7.

[11] Ik verwijs hier naar mijn studie communicatieontwerp van 2003 tot 2008 in Krefeld, Duitsland. 

[12] Martha Scotford, “Is There a Canon of Graphic Design History?,”, In Graphic Design: History in the Writing (1983-2011), De Bondt, S. en de Smet, C., eds. (Londen: Occasional Papers, 2012), 226.

[13] Will Bradley, Mika Hannula, Cristina Ricupero, (Superflex), Self-organisation/Counter-Economic Strategies, (Berlijn: Sternberg Press, 2006), 5.

[14] https://hackersanddesigners.nl/s/Tools

[15] Will Bradley, Mika Hannula, Cristina Ricupero, (Superflex), Self-organisation/Counter-Economic Strategies, (Berlijn: Sternberg Press, 2006).

[16] GAFAM/GAMAM (Amazon, Facebook/Meta, Apple en Microsoft), ook wel Big Tech genoemd, staat voor de meest dominante informatietechnologiebedrijven, die de technologie-industrie domineren zonder veel regulering. 

[17] “Counter Cloud Action Day” https://varia.zone/12o/ , “Trans* Feminist Counter Cloud Action” https://titipi.org/pub/FAQ.pdf

[18] Lauren Berlant “Infrastructures for Troubling Times,” Environment and Planning D: Society and Space 34, no. 3 (2016): 393–419.

[19] Verwijst naar Isabelle Stengers, In Catastrophic Times: Resisting the Coming Barbarism, Cambridge, MA: Harvard University Press, 2014.

[20] Raqs Media Collective, “Nautonomat Operating Manual. A Draft Design for a Collective Space of ‘Nautonomy’ for Artists and their Friends.” In Mobile Autonomy. Exercises Artist’ Self-organization, N. Dockx, P. Gielen, eds. (Amsterdam: Valiz: 2015).