Vertaling van het ESSAY van MONJA SIMON & TONI WAGNER. besproken IN DEN BOSCH, 7 oktober, 2023.
Het oorspronkelijke essay lees je hier.
Voorwoord
Dit essay is het resultaat van twee stemmen die een vergelijkbare achtergrond delen terwijl ze zich op twee verschillende plaatsen bevinden, en zich afvragen wat er gebeurt als wij opkomende gedachtes met elkaar verbinden op verschillende tijdstippen en in verschillende ritmes en woorden. Het schrijfproces van dit essay bood ruimte om elkaar tot inzicht te brengen, maar ook voor reflectie en antwoorden daarop. Een open document en geplande sessies gericht op samen schrijven, redigeren en reageren op elkaars geschreven woorden voedden dit essay en het idee dat de auteur en de gecreëerde dialoog rond design een multiloog is.
Het schrijven van dit essay en het vinden van de juiste toon was een hele opgave. Moet het formeel of informeel zijn? Tot wie richten wij ons eigenlijk met deze woorden? Wie zal deze woorden begrijpen? Wie zal door deze woorden worden beïnvloed?
Elk van ons is opgegroeid en gesocialiseerd op een boerderij in een landelijk gebied in Zuid-Duitsland. En elk van ons was de eerste die van klasse veranderde door een academische carrière na te streven. Elk van ons volgende een ontwerpopleiding waarin geen waarde werd gehecht aan de achtergronden waaruit we elk voortkwamen, noch zagen we zelf de waarde van de praktijken die we op de boerderij hadden belichaamd. Design wordt op het land beschouwd als een luxegoed dat alleen andere mensen zich kunnen veroorloven. Niet als een praktijk die je bestaan ondersteunt en verbetert. Terwijl wij zijn opgegroeid met het idee van ontwerpen als onderhouds- en conserveringspraktijk. Een praktijk van zorg, van plannen maken, van uitvoeren, van in leven houden.
Als we nu over design nadenken als begrip, praktijk, mentaliteit, dan begint dat bij de gedachte dat de eerste ontwerpdefinitie die ons in de academische wereld werd gepresenteerd niet in staat was om ongelijke eco-sociale structuren ter discussie te stellen, of te zien hoe onze achtergronden ons wezen beïnvloeden, of te praten over de verantwoordelijkheid die wij als ontwerpers zouden gaan hebben. Het onderwijssysteem vormt een eerste begrip van hoe een ontwerper is ingebed in de realiteit van de wereld; het is het moment dat de ontwerper een actieve deelnemer ervan wordt. Dit onderwijssysteem presenteert een praktische, oplossingsgerichte, kapitalistisch geïnspireerde benadering, waarbinnen het systeem zichzelf als de dominante norm beschouwt. Nauw verbonden met mensen die deze dominante gedachte bepalen, leidt dit tot een eurocentrisch, op mannen gericht, gendergerelateerd ontwerponderwijs dat vaak een bekrompen en exclusieve visie biedt op wat design is en wie er actief aan deelneemt.
Het bevragen van het universele dat design biedt activeert een verlangen naar radicale, kritische benaderingen, waarbij onze manier van werken en zingeving in twijfel wordt getrokken. De ontwerppraktijk moet niet langer worden begrepen als een daad van het uitvoeren van plannen, ideeën en routines, maar eerder als de daarmee samenhangende interacties binnen het denken, handelen, het lichaam en de wereld. Het omarmen van het feit dat design een waardige praktijk is met als doel huidige situaties te veranderen in betere situaties[1], benadrukt hoe belangrijk het is onze eigen situering in twijfel te trekken, en daarmee ook het privilege om designer te zijn. Dit roept de vraag op wie de macht heeft om een wereld te ontwerpen waarin we allemaal ontwerpers zijn. Want ontworpen zijn we allemaal.[2]
Deel een: ontwerp ervaren als strijd
M: Design is verantwoordelijk voor het vormgeven van onze omgeving. Design bepaalt niet alleen de dingen die we dagelijks gebruiken, maar ook de manier waarop we ze gebruiken en onderhouden, de manier waarop we over ze praten en de emotionele waarde die we aan ze verbinden. Dit alles kan en moet verantwoord ontworpen worden[3]. Design bestaat al eeuwen. Wanneer mensen zich aanpassen aan nieuwe levensomstandigheden, gebeurt dat meestal intuïtief en onbewust. Wanneer mijn familie op de boerderij bijvoorbeeld nieuwe systemen introduceert of nieuwe gebouwen neerzet, passen ze zich aan de omstandigheden van het ecosysteem om hen heen aan. Op deze manier kan design een middel tot verandering zijn.[4]
Dit roept verschillende vragen op, zoals Wie is er actief in het vakgebied van het ontwerpvak? Wie kan een ontwerper worden genoemd? Nina Paim en Claudia Mareis beweren in Design Struggles: Intersecting Histories, Pedagogies and Perspectives[5] dat “design niets kan veranderen voordat het zichzelf verandert,”[6] vanuit de erkenning dat “westers design als professioneel academisch veld historisch gezien een beperkt en exclusief domein is geweest dat zichzelf vaak als universeel voorstelt.”[7] Vaak projecteert een klein aantal voornamelijk blanke, mannelijke cis-genderontwerpers in het Mondiale Noorden een visie op de wereld, waar hun ontwerp goed is en de oplossing is voor de problemen van de wereld.
Je kunt ontwerpers echter ook zien als bruggenbouwers tussen verschillende kennissystemen, facilitatoren tussen disciplines en makers van processen. Ik stel voor om design opnieuw te beschouwen als een grenzeloze en onvoltooide, niet-lineaire en transformatieve praktijk, die de wereld van binnenuit benadert in plaats van een verheven positie te claimen.[8] Aangezien het veldwerk op een boerderij nooit is voltooid, maar wordt onderhouden in cycli die voortdurend onze aandacht en zorg nodig hebben, beschouw ik boeren, die in nauw contact met het land werken, ook als ontwerpers.
T: Het gaat inderdaad over het bevragen van onze eigen positionaliteit, maar ook over de ruimtes waarin wij als ontwerpers navigeren (of willen navigeren) en die waaruit we voortkomen. Er is een ontwerphabitus, een bepaalde taal die alleen ontwerpers begrijpen en spreken. Door deel te nemen aan het ontwerpen en creëren van alledaagse routines draagt de huidige ontwerppraktijk bij aan structurele onduurzaamheid.
Het is belangrijk om kritisch in gesprek te gaan over wat we daadwerkelijk proberen te bereiken binnen design, om aangeleerde meningen ter discussie te stellen en om gemeenschap te creëren. Deze parameters bieden verschillende mogelijkheden voor ontwerpers om bij te dragen aan de ontwikkeling van een ontwerpcultuur die kritiek levert, afleert en vragen stelt. Het gaat over het vinden van een manier om design op een andere manier te beoefenen[9], om ruimte te creëren om te onderzoeken welke soort structuren we inbedden in de manier waarop we design beoefenen. Het gaat om het vormgeven van een discours dat andere invalshoeken en stemmen uitnodigt die normaal gesproken niet gehoord worden. Als we een manier vinden om een multi-dialoog op gang te brengen voor het beoefenen van design, niet alleen op een andere, maar ook op een rechtvaardigere manier, ontstaat de mogelijkheid te bevragen hoe structuren kunnen worden ontwricht, uitgedaagd en idealiter getransformeerd. Het is van cruciaal belang om de verantwoordelijkheid te nemen om zoveel mogelijk ruimtes te openen om ontwerpers (en niet-ontwerpers) in staat te stellen deze dialogen te voeren. En te beschrijven hoe sociale identiteiten, zoals ras, klasse en geslacht, elkaar kruisen en overlappen. Zo nodigen we de complexiteit van de wereld uit, en ook de menselijke ervaring, die een analytisch hulpmiddel is in de praktijk.
M: Ik realiseerde me in de eerste jaren van mijn studie interieurontwerp, toen ik onderwezen werd in ruimtes die gedomineerd werden door blanke oude mannen, dat de universiteitsruimte niet neutraal is, en dat de relaties in het klaslokaal of de werkplaats niet egalitair zijn.[10] Het leed dat ik ervoer vanwege de sterke hiërarchieën binnen de universitaire infrastructuur en vanwege de machtsdynamiek tussen mij als vrouwelijke student in een klas met voornamelijk jonge meisjes enerzijds en de oude professoren die ons lesgaven en evalueerden anderzijds, motiveerde mij om vragen te stellen en kritisch bezig te zijn met ontwerp en onderwijs. Middels het concept en framework van intersectionaliteit kon ik begrijpen hoe verschillende vormen van ongelijkheid vaak samenwerken vanwege verschillende aspecten van iemands identiteit of sociale categorie, wat leidt tot unieke en onderling verbonden ervaringen van discriminatie en privileges. Als blanke Europese cis-vrouw erken ik dat ik bepaalde privileges heb, maar omdat ik een niet-academische familieachtergrond heb, heb ik in mijn dagelijks leven met bepaalde nadelen te maken. Ik ervoer hoe ‘de diversiteit van levensbepalende aspecten [zoals] geslacht, seksuele geaardheid, ras, etniciteit, religie, klasse, sociale achtergrond, fysieke of intellectuele capaciteiten en meer’ meestal worden genegeerd of routinematig worden afgevlakt in de ontwerpgeschiedenis, -pedagogiek, -praktijken en -objecten, wat resulteert in een bevoorrechte en exclusieve ontwerppraktijk.[11]
Mijn arbeidersachtergrond werd nooit als een waardevolle onderzoeksplek beschouwd, zelfs niet door mijzelf, totdat ik zelf besloot mijn sociale achtergrond op het Duitse platteland te onderzoeken. Omdat ik nu in de positie van een onderzoeker zat, luisterde ik naar intergenerationele verhalen van vrouwen met verschillende sociale omstandigheden en familieconstellaties, waarbij ik erkende dat al deze realiteiten en worstelingen bestaan, van elkaar verschillen en er daarom toe doen. Deze onderzoekende praktijk drukt uit hoe ik mijn verantwoordelijkheden als ontwerper zie. Want de geleefde ervaringen van onderdrukte mensen spelen een cruciale rol als het gaat om feministische kennisopbouw.[12] Ik zie mezelf als facilitator; zo heb ik samen met ouderen zuurkoolfermentatie in het Zwarte Woud bestudeerd, om te zien hoe deze methode in het verleden voor hen werkte om voedsel te bereiden en te overleven als onderdeel van een minder uitbuitende manier van leven. Bij het fermenteren van zuurkool werkten mijn vrouwelijke voorouders met microben om voedsel te conserveren, zodat ze zichzelf de hele winter konden voeden. Hun belichaamde kennis over wilde fermentatie was essentieel om te overleven. Deze praktijk en de intergenerationele overdracht van kennis over fermenteren vonden eeuwenlang plaats, voordat ze werden vervangen door het industriële voedselsysteem van vandaag.
T: In designopleidingen en in het werkveld worden inderdaad verschillende kennissystemen en waarden uitgesloten. De kunst van de creatie van klassen, een kennis die performatief aan ons werd en nog steeds wordt doorgegeven,[13] speelde zelden een rol en werd nauwelijks gewaardeerd in ons ontwerponderwijs. Zoals jij ook hebt ervaren, werd mijn arbeidersachtergrond niet als waardevolle kennis beschouwd. Met veel schaamte benaderde ik in de academische wereld. In de eerste jaren dat ik design studeerde, voelde ik me een vreemde in het vakgebied waarin ik onderzoek deed. Ik voelde me als een baby die leerde lopen en langzaam het jargon, de bewegingen en de sociale codes moest leren om in deze vreemde wereld te navigeren. Het ging plotseling over intellectuele arbeid in plaats van over het proces van met eigen handen denken. Ik ervoer vooroordelen omdat ik van een boerderij kwam en ernaar streefde mee te draaien in de academische wereld. ‘Meedraaien’ in de academische wereld betekende destijds dat ik de ‘vorm’ en de code kende van hoe iets normaal gesproken wordt gedaan. Door altijd mijn energie te gebruiken om de standaarden, de normen en het begrip van wat er formeel wordt beoefend te bereiken, kon ik mijn creatieve potentieel niet aanboren, maar werd ik eerder iemand die, door imposter syndrome en schaamte gevoed, een rol speelde.
Nu vraag ik me af wat er was gebeurd als ik authentiek had kunnen zijn, dus niet aan sociale verwachtingen had voldaan, maar gebruik had gemaakt van mijn eigen praktijken, mijn manier van schrijven, mijn kijk op design. Als ik mijn achtergrond en mijn praktijken op waarde had geschat (zelfs praktijken die niet als praktijken worden gezien) en vooral, als ik mijn eigen pad had weten te vinden voor het bedrijven van design. Besef van structurele ongelijkheden begint bij kennis van een gesitueerde context (voornamelijk onze eigen perspectieven en geleefde ervaringen) en biedt een perspectief op niet-gestandaardiseerde mogelijkheden om de status quo in twijfel te trekken.
M: Voor mij wordt kennis verkregen door praktische ervaring, diep geworteld in ons lichaam en handelen. Dit staat vaak in contrast met academische of theoretische kennis, die wordt verworven via formeel onderwijs. Dat soort kennis wordt vaak over het hoofd gezien, maar is cruciaal voor het functioneren van de samenleving en het behoud van de onvermijdelijk verstrengelde bestaansmiddelen en het lot van zoveel soorten en entiteiten op deze planeet.[14] Op de boerderij geven we om dingen, niet omdat ze waarde opleveren, maar omdat ze al waarde hebben.[15] Het impliceren van een breder ecologisch perspectief suggereert dat het uitoefenen van zorg en onderhoud zich ook uitstrekt tot behoud van het welzijn van het milieu en andere levende wezens. In mijn familie is ‘gemeenschap’ het hoogste levensprincipe. Wonen op een boerderij betekende een stap terugdoen en prioriteit geven aan het wij, in het besef dat hoeveel ik om de dieren en het land geef op lange termijn mijn welzijn zou beïnvloeden. Als het niet goed gaat met een dier, is het voortbestaan ervan mijn verantwoordelijkheid. Elke handeling is belangrijk voor het collectieve wij, en dat houdt niet alleen mensen in, maar ook alle entiteiten die de boerderij bloeiend houden.
Deel twee: overgang naar nieuwe ontwerppraktijken
M: Om tegemoet te komen aan ons verlangen naar minder onzekere manieren van werken en leven, en tegelijkertijd design op kritische en transformerende manieren te beoefenen, is het van cruciaal belang om de ambities voor imperiale manieren van leven te begrijpen. Een van de belangrijkste interesses, wanneer we samen onderzoeken en schrijven, is het inzien van de urgentie van het in twijfel trekken van onze verlangens: hoe werken we, welke referentievelden gebruiken we door te graven in de persoonlijke en sociale geschiedenis van onze opvoeding en de context waarin we momenteel leven? Waardoor zijn we in staat deze kritische praktijk te beoefenen, welke rol daarin spelen ons geslacht, onze huidskleur en onze geografische en sociale achtergrond?
T: Om als kritische geest de status quo uit te dagen kan een complexe en uitputtende onderneming zijn, vooral in een wereld waarin je op een specifieke manier moet presteren. Het vergt inspanning, je moet risico’s nemen en de bereidheid hebben om de bekende en geaccepteerde manier van doen te doorbreken. Door de patronen te herkennen die ons werk en leven onzeker maken, kunnen we de factoren begrijpen die bijdragen aan onzekere werk- en levensomstandigheden, zoals gebrek aan werkzekerheid en onvoldoende sociale steun, die tot financiële en emotionele instabiliteit kunnen leiden. Door ons bewust te worden van deze patronen, kunnen we andere manieren van doen bedenken en een gevoel van empowerment opwekken dat verder gaat dan onszelf. Collectieve actie kan effectiever zijn dan individuele inspanningen. “Het veranderen van de manier waarop ik werk en leef zal niet alleen helpen om mezelf, maar ook anderen minder onzeker te maken.”[16] De ontwerpwereld heeft grote behoefte aan alternatieve vormen van maken, ontwerpen en praktijkvoeren. Er is een gebrek aan representatie van hoe andere praktijken als ontwerppraktijken kunnen worden beschouwd. Als ontwerpers kunnen we in ons dagelijks leven werken aan een beweging voorbij de onzekerheid. Maar wat oriënteert onze acties in deze wereld? We moeten ruimte maken voor ontwerppraktijken die zich richten op kritisch onderzoek en eco-sociale transformatie.[17] Het gaat over het opnieuw bedenken van praktijken en handelingen die tegenwoordig nogal alledaags of bijna saai lijken. Gul zijn voor elkaar, zoals we nu doen, deze kans delen, de ruimte delen, het geld delen en elkaar daardoor uitnodigen om bij te dragen, in plaats van onze individualistische carrières na te streven. We combineren radicale zorg en gemeenschap, maar ook een kritische praktijk. En daarmee willen we vergeten en uitgesloten verhalen vertellen en een onderhoudsmentaliteit herintroduceren.
M: Geïnspireerd door Shannon Matterns onderzoek naar onderhoud, willen we ook de gaten dichten die we in ons ontwerponderwijs hebben ervaren en de link leggen met de stemmen waarmee wij ons verbonden voelen, en met wie we ons gezamenlijk opnieuw kunnen voorstellen hoe we anders kunnen ontwerpen. Ik ben ervan overtuigd dat “het bestuderen van onderhoud op zich al een onderhoudsdaad is. Het opvullen van de gaten in deze literatuur, het leggen van verbanden tussen verschillende disciplines is een daad van herstel, of eenvoudigweg van voorzichtigheid: het verbinden van draden, het herstellen van gaten, het versterken van zachte stemmen.”[18] Dit kan ook een letterlijke daad zijn van samen kleding repareren of kansen creëren om op te komen voor ongehoorde stemmen om ons heen.
T: Daar ben ik het mee eens. Het deelnemen aan deze tamelijk alledaagse handelingen van het in stand houden van iets als een ontwerppraktijk is direct gekoppeld aan daden van transformatie: die handelingen belichamen verandering en innovatie eenvoudigweg door te proberen ze te behouden. Marina Vishmidt beschouwt onderhoud als een daad van alledaagse betrokkenheid bij het maken van de wereld[19] en beschouwt deze praktijk als een daad van reproductie om ervoor te zorgen dat een object of een relatie in de loop van de tijd blijft bestaan, ondanks de tijd die het bestaan en de continuïteit ervan aantast.[20] Haar ‘maak-herstel’-aanpak inspireerde mij om mijn eigen relatie tot onderhoud opnieuw te onderzoeken en hoe (onzichtbare) huishoudelijke praktijken zoals het repareren van kleding een cruciaal onderdeel van mijn kindertijd zijn geweest, maar ook vandaag de dag van invloed zijn op hoe ik design zie. Omdat ik de kracht van een naald kende, heb ik geleerd verantwoordelijk om te gaan met mijn kleding en deze daarom te repareren en te onderhouden als ze kapot gaan. Er ontstonden daardoor prachtige ontwerpen. Ik maakte iets heel dat gebroken is door een daad van zorg. Het heeft de manier bepaald waarop ik kleding zie en behandel, en ook hoe ik wil dat ze uitdrukking aan me geven. De manier waarop mode tegenwoordig wordt beoefend, staat zo los van de lichamen die mode dragen, en nog meer van de lichamen die mode produceren, dat ik het repareren van je eigen kleding ook zie als een radicale daad om niet alleen jezelf, maar ook anderen minder onzeker te maken.
M: Om onderhoud beter te begrijpen en toe te passen als corrigerend raamwerk, moeten we tradities van vrouwenwerk, huishoudelijk en reproductief werk, en alle formele en informele daden van behoud erkennen. Dit omvat alle handelingen van schoonmaken, wassen, kleding verstellen, koken, voeden, zorg voor kinderen en ouderen, om er maar een paar te noemen, en te allen tijde emotionele arbeid. Tegelijkertijd moeten we voorkomen dat onderhouds- en reparatiewerkzaamheden worden geromantiseerd . Leer liever van feministische kritieken op de zorgpolitiek, vooral de afhankelijkheid van slecht betaalde immigranten en mensen van kleur, en kijk naar onderhoudspraktijken buiten de westerse wereld.[21] Deze transformaties zijn noodzakelijk om een wereld waarin wij als mens behoorlijk kunnen leven in stand te houden. Voor mij is het essentieel, zoals feministische geleerde en auteur bell hooks al verwoordde, dat de marges moeten worden gezien als plaatsen van verzet en als een kans om van te leren.[22] In de ontwerppraktijk is dit relevant als het gaat om de vraag: welke levensomstandigheden nemen we als uitgangspunt, uit welke referenties halen we inspiratie, en aan welke geven we eer? In plaats van naar oplossingen te zoeken, moeten we eerst vragen stellen vanuit het standpunt van de ander, degene die afwijkt van de dominante norm.[23] Het is belangrijk om in het ongemak van het afleren te blijven zitten en open te staan voor het opnieuw leren en het weerstaan van de imposante canon van het westerse design. Op dezelfde manier stelt de posthumane feministe Rosa Braidotti dat feminisme een relationele ethiek is waarin men genoeg om de wereld geeft om naar het bredere plaatje te kijken en breuken te minimaliseren door middel van de mentaliteit van repareren, in plaats van te extraheren en beschadigen.[24]
T: Ik denk dat er behoefte is aan open tools die verschillende perspectieven en praktijken in het dagelijkse werk mogelijk maken. We hebben een op waarden gebaseerde praktijk nodig, waarin de onderlinge afhankelijkheid binnen en buiten het professionele veld wordt erkend.[25] Het gaat over het delen van een ruimte om stem te geven aan je worsteling, om gemeenschappen op te bouwen en een manier te vinden om samen af te leren en bij te leren. Deze praktijk komt tot leven door hulp te bieden aan anderen en door kwetsbaar te zijn tegenover elkaar. Door het cultiveren van precariserende waardepraktijken zoals eerlijke betaling, empowerment, verbetering van de werkomstandigheden en het delen van vaardigheden, kan een diverse reeks relationele patronen worden gecreëerd die uitwisseling en ondersteuning bieden. Ieder van ons krijgt een plek als sleutelfiguur die deze economie maakt en vormgeeft (en die dagelijks kan beslissen hoe we deze tot stand kunnen brengen),[26] waardoor onze krachten de status quo kunnen uitdagen, waar we kunnen experimenteren en dingen mogelijk kunnen maken, om ruimte te bieden op allerlei manieren te doen en te denken.
M: Braidotti gaat dieper in op het feit dat we allemaal moeten samenwerken om ons gedeelde begrip te construeren van een mogelijke postmenselijke toekomst, die solidariteit, zorg en mededogen zal omvatten.[27] Binnen de logica van onderlinge afhankelijkheid vragen we ons af tot welke manieren van ontwerpen en denken behoren wij?, wat geen plek is zonder wrijving of spanning. We hebben het gevoel tussen twee werelden in te zitten; we hebben moeite ons thuis te voelen in de academische wereld, maar tegelijkertijd horen we ook niet meer tot de boerenmakerscultuur waarmee we zijn opgegroeid. Elke dag proberen we alternatieve manieren van leven en werken te vinden waarin we mensen kunnen verbinden en empoweren in een omgeving waarin eenieder kan floreren. Beginnen met een zorgethiek, dus anderen helpen en alle activiteiten verwelkomen om onze wereld te blijven onderhouden en repareren zodat we er behoorlijk in kunnen leven,[28] is één manier om een manier van leven te cultiveren due zich bewust is van onze onderlinge afhankelijkheid met de meer-dan-menselijke-anderen in deze wereld.[29]
T: Het proces van afleren en bijleren wordt beïnvloed door de kernprincipes van de opkomende strategie: a) Klein is goed, klein is alles b) Verandering is constant c) Er is altijd genoeg tijd voor het juiste werk d) Een gesprek vindt in deze ruimte plaats die alleen deze mensen op dit moment kunnen hebben e) Niets is een mislukking, alles is een les.[30] Het transformeren van de energie die we momenteel gebruiken om ons te concentreren op kapitaalgroei kan in plaats daarvan de kracht zijn die we nodig hebben om de problemen waarmee we worden geconfronteerd aan te pakken. Geen gemakkelijke oplossingen identificeren, maar eerder een complexe en meelevende betrokkenheid.
We zien dat Emergent Strategy een krachtige mindset biedt om iemands complexe en verweven relaties binnen het maken van de wereld te analyseren. Feminist en transformatist Adrienne Maree Brown omschreef deze strategie als “de manier waarop complexe systemen en patronen voortkomen uit een veelheid aan relatief eenvoudige interacties.”[31] Waar we die kleine dagelijkse handelingen en verbindingen weten op te merken, kunnen we complexe systemen en patronen creëren die zowel ecosystemen en samenlevingen als uitvoeringsplannen kunnen worden. Het is de toegang tot kennis die ons verzekert dat onze dagelijkse handelingen, huishoudelijke taken, de manieren waarop we onszelf organiseren, hoe we eten, leven en liefhebben, hoe we consumeren, hoe we om elkaar geven, het onderhoud van het alledaagse, ons de mogelijkheid biedt de manieren waarop we de wereld tranformeren kan transformeren.
[1] Claudia Mareis, Nina Paim, Design Struggles: An Attempt to Imagine Design Otherwise, in Design Struggles: Intersecting Histories, Pedagogies, and Perspectives, ed. Claudia Mareis and Nina Paim (Amsterdam: Valiz, 2021), 14
[2] Arturo Escobar, Designs for the Pluriverse: Radical Interdependence, Autonomy, and the Making of Worlds (Durham, NC: Duke University Press, 2018), 133.
[3] Anette Bertsch, Was ist Design? , form, 10 augustus 2023.
[4] Alice Rawsthorn, Was ist Design?, form, 8 augustus 2023.
[5] Claudia Mareis, Nina Paim, Design Struggles: een poging om design anders voor te stellen, in Design Struggles: Intersecting Histories, Pedagogies, and Perspectives, red. Claudia Mareis en Nina Paim (Amsterdam: Valiz, 2021), 11-21.
[6] Mareis en Paim, Design Struggles , 19.
[7] Mareis en Paim, Design Struggles , 11.
[8] Mareis en Paim, Design Struggles , 18-19.
[9] Mareis en Paim, Design Struggles , 11.
[10] Griselda Flesler in gesprek met Maya Ober en Anja Neidhardt, NOT A TOOLKIT: A Conversation on the Discomfort of Feminist Design Pedagogy, in Design Struggles: Intersecting Histories, Pedagogies, and Perspectives, red. Claudia Mareis en Nina Paim (Amsterdam: Valiz, 2021), 217.
[11] Mareis en Paim, Design Struggles , 11.
[12] Flesler, NOT A TOOLKIT, 218.
[13] Paola de Martin, Breaking Class: Upward Climbers and the Swiss Nature of Design History, in Design Struggles: Intersecting Histories, Pedagogies, and Perspectives, ed. Claudia Mareis en Nina Paim (Amsterdam: Valiz, 2021), 60.
[14] María Puig de la Bellacasa, Matters of Care: Speculative Ethics in More Than Human Worlds (Londen: University of Minnesota Press, 2017), 1.
[15] Maria Puig de la Bellacasa, Matters of Care in Technoscience: Assembling Neglected Things. Social Studies of Science 41, no. 1 (December 2011): 100.
[16] Bianca Elzenbaumer, Design(ers) beyond Precarity, in Design Struggles: Intersecting Histories, Pedagogies, and Perspectives, red. Claudia Mareis en Nina Paim (Amsterdam: Valiz, 2021), 320.
[17] Elzenbaumer, Design(ers) beyond Precarity , 318.
[18] Shannon Mattern, Maintenance and Care, Places Journal, november 2018, geraadpleegd op 28 augustus 2023, https://doi.org/10.22269/181120 .
[19] Marina Vishmidt, Pure Maintenance, geraadpleegd op 21 januari 2023, https://southasastateofmind.com/article/pure-maintenance/ .
[20] Vishmidt, Pure Maintenance.
[21] Materie, Maintenance and Care.
[22] bell hooks, Choosing the Margins as a Space of Radical Openness, Framework: The Journal of Cinema and Media, no. 36 (1989): 15-23.
[23] Flesler, NOT A TOOLKIT, 207.
[24] Rosi, Braidotti, Posthuman Feminism , (VK: Polity Press, 2022), 9.
[25] Elzenbaumer, Design(ers) beyond Precarity, 321.
[26] Elzenbaumer, Design(ers) beyond Precarity, 322.
[27] Braidotti, Posthuman Feminism, 8.
[28] Bernice, Fisher and Joan C. Tronto, Toward a Feminist Theory of Care, In Circles of Care: Work and Identity in Womens Lives, ed. Emmily K. Abel and Margaret K. Nelson (New York: State University of New York Press, 1990), 40.
[29] Elzenbaumer, Design(ers) beyond Precarity, 321.
[30] Adrienne Maree Brown, Emergent Strategy: Shaping Change, Changing Worlds (Schotland: AK Press, 2017), 41.
[31] Brown, Emergent Strategy, 3.
Bibliografie
Bertsch, Annette. Berry, Anne H. Rawsthorn, Alice. Tunstall, Elisabeth (Dori). Was ist Design?. form Magazin für Haltung und Design, editie 300/301, augustus 2023.
Brand, Ulrich. Wissen, Markus. Imperiale Lebensweise: Zur Ausbeutung von Mensch und Natur in Zeiten des globalen Kapitalismus. München: Oekom Verlag, 2017.
Brown, Adrienne Maree. Emergent Strategy: Shaping Change, Changing Worlds. Schotland: AK Press, 2017.
Escobar, Arturo. Designs for the Pluriverse: Radical Interdependence, Autonomy, and the making of Worlds. Durham NC: Duke University Press, 2018.
Fisher, Bernice. Tronto, Joan C. Toward a Feminist Theory of Care. In Circles of Care: Work and Identity in Women’s Lives, onder redactie van Emily K. Abel en Margaret K. Nelson. New York: State University Press, 1990.
hooks, bell. Choosing the Margins as a Space of Radical Openness. Framework: The Journal of Cinema and Media, nr. 36 (1989): 15-23.
Jackson, Steven. Rethinking Repair. In Media Technologies: Essays on Communication, Materiality, and Society, edited by Tarleton Gillespie, Pablo J. Boczkowski, Kirsten A. Foot, 221-239. Cambridge, Massachusetts: The MIT Press, 2014.
Kaiser, Mareice. Wie viel: Was wir mit Geld machen und was Geld mit uns macht. Hamburg: Rowohlt Polaris, 2022.
Mareis, Claudia. Paim, Nina. Design Struggles: An attempt to Imagine Design Otherwise. In Design Struggles: Intersecting Histories, Pedagogies, and Perspectives, onder redactie van Claudia Mareis en Nina Paim, 11-22. Amsterdam: Valiz, 2021.
Ook geciteerd uit deze editie ↴
Elzenbaumer, Bianca. Franz, Fabio/Brave New Alps.
Design(ers) beyond Precarity: Proposals for Everyday Action. In Design Struggles: Intersecting Histories, Pedagogies, and Perspectives, onder redactie van Claudia Mareis en Nina Paim, 317-330. Amsterdam: Valiz, 2021.
Flesler, Griselda in conversation with Maja Ober and Anja Neidhardt / depatriarchise design. NOT A TOOLKIT: A Conversation on the Discomfort of Feminist Design Pedagogy. In Design Struggles: Intersecting Histories, Pedagogies, and Perspectives, onder redactie van Claudia Mareis en Nina Paim, 205-225. Amsterdam: Valiz, 2021.
Martin, Paula de. Breaking Class: Upward Climbers and the Swiss Nature of Design History. In Design Struggles: Intersecting Histories, Pedagogies, and Perspectives, onder redactie van Claudia Mareis en Nina Paim, 60-83. Amsterdam: Valiz, 2021.
Mattern, Shannon. Maintenance and Care. In Places Journal, november 2018. Geraadpleegd op 28 augusts 2023, https://doi.org/10.22269/181120.
Olufemi, Lola. Feminism Interrupted: Disrupting Power. Londen: Pluto Press, 2020. EPUB.
Puig de la Bellacasa, Maria. Matters of Care in Technoscience: Assembling Neglected Things. In Social Studies of Science 41, nr. 1 (december 2011): 100. http://doi.org/fsm9c4.
Puig de la Bellacasa, María. Matters of Care: Speculative Ethics in More Than Human Worlds. Londen: University of Minnesota Press, 2017.
Vishmidt, Marina. Pure Maintenance. South as a State of Mind, geraadpleegd op 1 januari 2023. https://southasastateofmind.com/article/pure-maintenance/.