Design-globalismen ge(dis)lokaliseerd

Vertaling van het essay van Ritvik Khushu. Besproken in Den Bosch, 7 oktober, 2023.

Het oorspronkelijke Engelse essay lees je hier.

FIG 1: The Blue Marble1972, de aarde zoals gezien door de bemanning van het Apollo 17-ruimtevaartuig: Het onderzoeksproject ‘Earth Poison’ van Nabil Ahmed neemt ‘The Blue Marble’ als vertrekpunt. Zijn werk ontrafelt de complexe verwikkelingen van het ecologische en politieke geweld dat zich ontvouwde bij de opkomst van Bangladesh als onafhankelijke natie. De strijd van Bangladesh voor politieke onafhankelijkheid liep parallel met een milieuramp die het land in puin achterliet, het leven van meer dan 400.000 mensen eiste en de levens van miljoenen anderen beïnvloedde: de cycloon Bhola, die toevalligerwijs in het uiterste noordoosten te zien is in deze iconische afbeelding.

FIG 2: Een zakglobe in omhulsel met hemelkoepel1716, Charles Price, Science Museum London: Wie zou zo’n object maken? Waar komt het verlangen vandaan om de aarde in haar geheel in je handpalm te houden? Het is geen toeval dat een dergelijk object in Groot-Brittannië werd gemaakt en de populariteit ervan aan het eind van de 18e eeuw zijn hoogtepunt bereikte, net toen de populariteit van het Britse rijk piekte. De fantasie dat het alles in zijn totaliteit kan worden bezeten en gekend, geeft imperiale actoren het zelfbepaalde recht om de wereld te onderzoeken en organiseren.

FIG 3: Moesson- en passaatwindkaart van de Indische OceaanUS Bureau of Ordnance and Hydrography, 1859. Afdeling Geografie en Kaarten: Het in kaart brengen en meten van de passaatwinden zijn enkele manieren waarop de wetenschap heeft bijgedragen aan de opbouw van een imperium. Want door de passaatwinden te kennen, hebben de Europese imperialisten het monopolie en de mondiale dominantie verworven over de handel in specerijen en andere grondstoffen uit Azië en Afrika.


Op 7 december 1972 legde de bemanning van het ruimtevaartuig Apollo 17, vanaf een afstand van ongeveer 45.000 km van het aardoppervlak, de aarde vast op een iconische foto genaamd ‘The Blue Marble’. De foto is sindsdien een van de meest verspreide afbeeldingen die er bestaan. Het is in vele handen terechtgekomen en er zijn vele betekenissen aan toegeschreven. Het beeld van de aarde die verschijnt als een blauwe knikker die in de uitgestrekte ruimte hangt, breekbaar en kwetsbaar, werd in de jaren zeventig het voorbeeld van milieubewegingen in het Westen. Of het nu gaat om de ‘pale blue dot’ van de beroemde Amerikaanse astronoom Carl Sagan, de beruchte Gaia-theorie van de Engelse milieuactivist James Lovelock, de viering van Earth Day of de overvloed aan sciencefictionfilms die daarna volgden – de foto heeft ontegensprekelijk en onomkeerbaar het bewustzijn veranderd ten opzichte van de aarde (en het mondiale) in de gehele moderne wereld. Het beeld drukte de grote prestaties uit van Amerikaanse technologie en droeg een verleidelijke droom van toekomstdenken, ruimtereizen en moderniteit met zich mee. Ergens verstrikt in de radiogolven op weg naar de aarde, uitgezonden vanuit het ruimteschip, zat een boodschap voor de mensheid: dat we allemaal één volk zijn en één wereld bewonen.[1]

Het beeld zelf herbergt echter vele verhalen en vele werelden. Toevalligerwijs legt de foto ook de cycloon Bhola vast die zich in het uiterste noordoosten, in de Indische Oceaan rond de Bengaalse Delta, vormt – een natuurramp die talloze levens in de regio heeft verwoest [2]

De winden die de cycloon vormden, waren ook degenen die vroege Portugese zeelieden naar de kusten van India brachten, en niet lang daarna het Europese kolonialisme. De wind die ooit de autonome handel tussen Perzië, India, Arabië en Oost-Afrika liet bloeien, had ook de Europese dominantie over de specerijenhandel en andere grondstoffen uit Azië en Afrika mogelijk gemaakt. Het in kaart brengen en benutten van de wind gaf de Europese imperialisten het voordeel dat ze nieuwe (en oude) handelsroutes konden veroveren, wat de komst van het moderne globalisme inluidde. En net als bij de foto is het verlangen om de aardbol in zijn geheel vast te leggen en de wereld in zijn geheel te zien niet van recente datum. Maar de fantasie dat men de aarde in haar geheel begrijpt of kent[3]ligt aan de basis van het imperiale project.

Het theaterstuk kan beginnen. Het door armoede geteisterde India werd het imposante strijdtoneel voor de Groene Revolutie in de jaren zestig – een landbouwbeweging die beloofde efficiëntie en opbrengst te maximaliseren en op termijn de oplossing te zijn voor honger in de wereld. Gelanceerd door de Rockefeller Foundation in 1943, is het begin van de Groene Revolutie te vinden in het Mexicaanse Landbouwprogramma (MAP), middenin de Koude Oorlog. Hoewel het programma aanvankelijk was opgezet om de groeiende honger in Mexico te beteugelen, reikte de visie ervan verder dan de Mexicaanse horizon. Men probeerde technologieën en methoden te ontwikkelen om de landbouw op wereldschaal te intensiveren. In de basis pionierde het programma op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en productie van High-Yield Variety (HYV)-zaden, gekoppeld aan de infrastructuur die nodig is om deze zaden te laten groeien: grondwaterirrigatiesystemen, synthetische meststoffen, pesticiden en landbouwapparatuur [4].

In 1966 werd de Nobelprijswinnende agronoom van de Rockefeller Foundation, Norman Borlaug, uitgenodigd bij het IARI (Indian Agricultural Research Institute), om zijn onderzoek toe te passen op de ooit imperiale Britse landbouwgronden van Punjab die inmiddels eigendom waren van lokale boeren. Samen met de aankomst van Borlaug in India zou ongeveer 18.000 ton aan HYV-zaden op de Indiase vlakten worden verbouwd. Hoewel deze zaden hogere opbrengsten beloofden, hadden ze een nauwkeurige chemische omgevingssamenstelling nodig om te gedijen en vijf keer de gebruikelijke hoeveelheid water, waardoor een uitgebreide moderne irrigatie-infrastructuur nodig was. Precisie, maatvoering en schaal waren de drie assen van het nieuwe landbouwmodel. De door Borlaug en de IARI gelanceerde landbouwbeweging veranderde uitgestrekte gebieden in industriële boerderijen met één gewas van genetisch gemodificeerd zaad, overgoten met synthetische stikstofmeststoffen, pesticiden en herbiciden. Deze werden allemaal in India geïmporteerd door transnationale bedrijven, waaronder de Rockefeller Foundation zelf. Het zaad en zijn chemische omgeving werden gecontroleerd, gemanipuleerd en gemonopoliseerd door machtige imperiale actoren, en de boeren werden afhankelijk gemaakt van de beloften en claims van de Groene Revolutie.

In de jaren tachtig was er sprake van een dramatische erosie van de sociale verhoudingen in Punjab – de geboorteplaats van de Groene Revolutie in India. Er braken gemeenschapsrellen uit tussen de hindoeïstische en sikh-gemeenschappen, die leidden tot de moord op de toenmalige premier van India, Indira Gandhi. In haar boek ‘The Violence of the Green Revolution’ gaat de milieuactiviste en wetenschapper Vandana Shiva in op deze ineenstorting van de sociale cohesie. Ze stelt dat de ecologische verarming veroorzaakt door de Groene Revolutie synoniem was met de sociale, culturele en economische verarming van de bevolking van Punjab. De praktijk van monoculturen op industriële schaal leidde niet alleen tot ernstige erosie van de biodiversiteit en de bodemkwaliteit, maar ook tot erosie van reeds bestaande infrastructuren van kennis, socialiteit en handel [5]. De adoptie van intensieve landbouw bevoordeelde grootgrondbezitters en landbouwbedrijven ten koste van het uiteenvallen van lokale, kleinschalige boerenbedrijven. Dit onhoudbare economische model veroorzaakte een drastische concentratie van grondbezit en rijkdom rondom een kleine elite.

Het nieuwe landbouwmodel versterkte de lokale afhankelijkheid van imperiale weldoeners. Plaatselijke boeren konden niet langer zonder buitenlandse technologieën en zaden, terwijl transnationale bedrijven zoals de Rockefeller Foundation de winsten binnenhaalden. Shiva schrijft: “De verbetering van het zaad is geen neutraal economisch proces. Het is, nog belangrijker, een politiek proces dat de controle over de biologische diversiteit verschuift van lokale boeren naar transnationale bedrijven en dat biologische systemen transformeert van complete systemen die zichzelf in stand houden naar grondstoffen.” De kolonisatie van het zaad betekende de erosie van de biodiversiteit.

Het Rockefeller-zaad was emblematisch voor de radicale vereenvoudiging, vervanging en verplaatsing van hele levenswerelden. De volle omvang van het geweld raakt zelfs tot aan de ervaring, of preciezer gezegd, aan hoe het leven wordt ervaren, hoe het land, het zelf, de gemeenschap, het zaad en het graan worden ervaren. Lokale manieren om met land, zaad en ‘wereld’ om te gaan, zijn radicaal vervangen door moderne infrastructuren van weten, communiceren, materialiteit en socialiteit, veroorzaakt door gigantische imperiale actoren, handelend op basis van hun claim dat ze humanitaire krachten zijn. Waar deze lokale manieren van leven uiteen worden gescheurd, is waar we het permanente en aanhoudende geweld van de Groene Revolutie vinden.

FIG 4: Hybride maïszaden klaar voor distributieCorn Program, Agrarian University, La Molina, Peru, 1965, Rockefeller Archives.

FIG 5: Soil Analysis Equipment, 1965 – 71, Rockefeller Archives: Bodemonderzoek maakte de ontwikkeling mogelijk van ‘gerichte inputs’ – meststoffen, irrigatiesystemen, pesticiden en herbiciden – waarvan de intensieve landbouw afhankelijk was.

[FIG 6: Handsproeiers in India, 1968 – 75, Rockefeller Archives: Welke werelden worden gematerialiseerd (en geïmmaterialiseerd) door middel van design? Deze grimmige afbeelding toont boeren die handsproeiers gebruiken als de grond te nat was om zwaar materieel te ondersteunen tijdens de moesson. De implementatie van moderne apparatuur betekende de vervanging van lokale manieren om met land om te gaan, en de installatie van moderne kennis en materiële systemen kwam daarvoor in de plaats.


Het is 1977, een groep ingenieurs in Den Haag publiceert een technisch rapport over de evolutie van handpompontwerpen voor het UNDP (United Nations Development Program). Het is een innovatief rapport met een uitgebreide studie over verschillende onderwerpen, waaronder de reden voor het gebruik van handpompen, de verschillende modellen en de geschiedenis ervan, en verschillende gebruikersstudies. Het rapport geeft niet alleen details over de materiaalstromen, productiemethoden, fabrieken en ontwerpen, maar bevat ook hoofdstukken gewijd aan methodologieën voor het bestuderen van de ‘gebruikers’. Maar wie kijkt naar de werelden waarvoor ze zijn ontworpen? Wat wordt er gezien bij het in kaart brengen van de ervaringen van de zogenaamde gebruiker en hoe gebeurt dat zien? Wiens woordenschat wordt gebruikt om geschiedenis, verhalen en levenswijzen van een volk te vertellen? En door welke stemmen worden hun geleefde ervaringen verteld [6]?

FIG 7: Afbeeldingen van gebruikersstudies van handpompen, Eugene McJunkin, Hand Pumps: For Use in Drinking Water Supplies in Developing Countries, vol. Technical Report No. 10 (Havenstraat 6, Voorburg, The Netherlands: United Nations Environment Program, World Health Organization, 1977).

FIG 8: Afbeeldingen van gebruikersstudies van handpompen, Eugene McJunkin, Hand Pumps: For Use in Drinking Water Supplies in Developing Countries, vol. Technical Report No. 10 (Havenstraat 6, Voorburg, The Netherlands: United Nations Environment Program, World Health Organization, 1977).


Nog maar een paar jaar voor dit rapport uitkwam had de UNDP het kolossale project ondernomen om in Bangladesh bijna een miljoen waterbronnen te realiseren door het in de grond aanbrengen van nortonpijpen met handpompen. Deze enorme onderneming genereerde bloeiende micro-economieën rondom arbeiders en fabrikanten die voor dit soort constructies nodig zijn. Het bood Bangladesh ook de mogelijkheid om de bestaande materiaal- en kennisnetwerken te behouden en te gebruiken.

Tijdens de Groene Revolutie werden nieuwe technologieën voor irrigatie in Bengalen geïntroduceerd omdat de industriële monocultuurboerderijen en hun High-Yield Variety-gewassen duizelingwekkende hoeveelheden water vereisden waardoor de noodzaak ontstond om grondwater te winnen. De baanbrekende technologieën voor grondwaterirrigatie die uit het Westen kwamen, werden zwaar gefinancierd door de Wereldbank. Hun succes wees andere humanitaire en mondiale hulporganisaties de weg naar Zuid-Azië. Tegenwoordig beschikt Bangladesh naar schatting over ruim 8,6 miljoen waterbronnen met nortonpijp.

Geïnspireerd door het schijnbare succes van de Groene Revolutie werden de UNDP, UNICEF en de Wereldbank onderdeel van een kleine groep invloedrijke humanitaire organisaties die in Bangladesh invloed opeisten in de hervormingen van het land. Bangladesh, dat al wankelde ten gevolge van haar strijd voor politieke onafhankelijkheid (1971) en een verwoestende cycloon (1970), zou daarmee getroffen worden door een volgende plaag – een plaag die op de tekentafel bedacht is! De overhaaste installatie van de handpompen van de UNDP en de enorme omvang van het project hadden namelijk miljoenen mensen blootgesteld aan waterrijke grondlagen met hoge concentraties arseen, een van de dodelijkste gifstoffen op aarde. Dit was het ergste geval van massavergiftiging in de geschiedenis.

De ontwerpdocent Victor Papanek waarschuwt ons in zijn baanbrekende werk ‘Design for the Real World’ dat er beroepen zijn die schadelijker zijn dan industrieel ontwerp, maar dat dat er maar een paar zijn. Zoals we zien bij de Groene Revolutie en de handpompen in Bangladesh liggen de historische wortels van zogenaamde ontwikkelingsprogramma’s in de worldbuilding-praktijken van het Europese imperialisme en de westerse moderniteit.

Het vakgebied design houdt zich bezig met het domein van de ervaring, een domein dat het voor zichzelf geclaimd heeft. Van de grootste structuren tot de kleine alledaagse voorwerpen: design is overal. Design kadert onze ervaring van de wereld, geeft er vorm aan, produceert het zelfs. Tijdens het ontwerpen van onze structuren, werktuigen, ruimtes, media en zelfs verhalen ontwerpen we tegelijk manieren van zijn, manieren van verhouden. Kort gezegd, zoals Anne-Marie Willis schrijft: design ontwerpt ons terug [7]. Modern design is een fundamentele kracht geweest achter het civilisatieproject van de moderniteit. Het is een discipline die van oudsher waarden, kennis, esthetiek en materialisme centraal stelt die grotendeels hun oorsprong vinden in Europa en Noord-Amerika. In het steeds meer gefragmenteerde sociaal-politieke landschap van vandaag is het daarom belangrijk om te bevragen waarvoor design gebruikt wordt.

We moeten ons in het bijzonder afvragen welke leefwerelden aanwezig zijn binnen een bepaalde ontwerppraktijk. Vanuit welke werelden ontwerpen wij en waar staan we zelf? Juist nu is het voor de ontwerper absoluut noodzakelijk zich af te vragen: welke werelden worden zichtbaar gemaakt of onzichtbaar gemaakt in mijn ontwerppraktijk [8]? Door deze zeer fundamentele vragen te stellen, maken we ruimte voor het verschijnen van nieuwe vocabulaires en stemmen, en voor de diversificatie van onze materiële en immateriële landschappen.


[1] Arturo Escobar, Designs for the Pluriverse: Radical Interdependence, Autonomy, and the Making of Worlds (Duke Univ Press, 2018). Het idee van een ‘Eén Wereld-Wereld’, zoals Arturo Escobar uitwerkt, duidt op een overheersend idee in het Westen, namelijk dat we allemaal in één enkele wereld leven die bestaat uit één onderliggende realiteit – waarbinnen alle andere culturen, alle andere geschiedenissen, alle andere geesteswetenschappen bestaan. Het is deze imperialistische notie die het Westen in staat heeft gesteld zich het recht toe te eigenen om ‘de wereld’ te zijn die alle andere werelden herbergt, vertegenwoordigt en organiseert.

[2]  Nabil Ahmed, Earth Poison, World of Matter, 2018: [http://worldofmatter.net/prologue-radical-meteorology#path=prologue-radical-meteorology]

[3]  The World like a Jewel in the Hand. Ariella Aisha Azoulay, 2022. Azoulay’s film opent met een dramatische scène van een knikker die in de palm van een hand rolt. Ze vertelt dat het deze fantasie van het kennen van het geheel is die imperiale actoren het recht heeft gegeven om mensen te scheiden van hun land, hun gemeenschappen, hun geschiedenis, hun werelden.

[4]  “The Rockefeller Foundation’s Agriculture Program in India.” Rockefeller Foundation Archives. Accessed September 12, 2022. https://resource.rockarch.org/story/the-rockefeller-foundations-agriculture-program-in-india-1950s-1960s/.

[5] Vandana Shiva, Monocultures of the Mind: Understanding the Threats to Biological and Cultural Diversity (Guelph, Ont.: Centre For International Programs, University Of Guelph, 1994).

[6]Rolando Vázquez, Vistas of Modernity Decolonial Aesthesis and the End of the Contemporary (Amsterdam Mondriaan Fonds, 2021).

[7] Arturo Escobar, Designs for the Pluriverse: Radical Interdependence, Autonomy, and the Making of Worlds (Duke Univ Press, 2018). Gebaseerd op het werk van Arturo Escobar over de ontologische wending van design, wordt design gezien als een kracht die de ontologische ervaring vormgeeft.

[8] Ahmed Ansari, “Decolonizing Design through the Perspectives of Cosmological Others: Arguing for an Ontological Turn in Design Research and Practice,” XRDS: Crossroads, The ACM Magazine for Students 26, no. 2 (2019): 16–19, https://doi.org/10.1145/3368048.